828
ofschoon zij niet beantwoorden aan het beeld, dat de
statuten zich daarvan voorstelden dientengevolge de
looptijd onbeperkt werd en de aflossingen achterwege
bleven van uitleeningen, die in wezen met gewone voor*
schotten gelijk stonden.
Het Bestuur der C.C.B. wees daarom in de Mededee*
lingen van Januari erop, dat bij credieten in loopende
rekening de volgende regels dienden te worden in acht
genomen:
A. De bestaande credieten in loopende rekening
worden zonder meer alle beperkt in duur.
Bij de bepaling van den looptijd kan worden rekening
gehouden met den aard der gegeven zekerheid. Het is
immers duidelijk, dat een hypothecair crediet voor dat
deel reeds de bezwaren ondervangt, waarbij het belang
der borgen voorziening eischt. Ook de waarde van het
hypothecair onderpand kan dalen en hierop dient dus
nauwkeurig het oog gehouden te worden. Maar het be=
hoeft geen betoog, dat bij hypothecair onderpand de
duur wat langer genomen mag worden. Elk geval dient
op zichzelf beoordeeld te worden.
B. Voor de bestaande credieten, waarvan het geheel
of een deel vast blijft staan, worden bovendien jaarlijk*
sche verminderingen, in overeenstemming met het doel,
waarvoor het crediet is verstrekt, voorgeschreven. (Zie
nader de „Mededeelingen" van Januari 1924). Zoodra
het punt bereikt is waar die rekeningen over het geheel,
werkelijke loopende rekeningen zijn, kunnen deze ver*
minderingen ophouden.
Ongeacht deze vermindering wordt dus ook voor deze
credieten een vaste duur bepaald gelijk onder A aan*
gegeven.
C. In de toekomst worden de credieten in loopende
rekening niet meer voor onbepaalden tijd gegeven maar
bijvoorbeeld voor vijf of tien jaar. Hierbij kan zoo*
als reeds gezegd rekening worden gehouden met den
aard der gegeven zekerheid.
Teneinde misbruiken te voorkomen, wordt bij het
verleenen van het crediet een jaarlijksche vermindering
voorgeschreven (zie Modelakten). Blijkt de rekening