806 land, zoowel het Rijk als de industrie en handel en land» bouw gefinancieerd worden, tenzij er geld te betrek» ken is uit het buitenland. De credietnood is dan ook verbazend groot in Duitschland. Ook in den landbouw, want de gespaarde gelden zijn door de waardedaling van het geld tot nul geworden. Onder deze omstandigheden worden de Boerenleen» banken ter hulp geroepen, om den toestand onder de landbouwers te verbeteren. In eene zeer interressante lezing van Prof. Dr. Brink» mann uit Bonn, te Berlijn voor de Deutsche Landwirt» schafts»Gesellschaft gehouden, dringt deze er op aan, dat het landbouwcrediet, zoowel de Centrale als de locale boerenleenbanken op tweëerlei wijzen zullen helpen. Eerstens door te zorgen, dat het geld niet duurder ge» maakt wordt dan noodzakelijk is. De Rentebank moet hooge percenten vragen voor de uitgeleende gelden; maar dat geld moet dan nog een heelen weg doorloopen, vooraleer het bij den boer of tuinder is aangeland, die behoefte heeft aan crediet. Prof. Brinkmann deelde mede, dat de rente van 10%, die de Rentebank vordert, verhoogd moet worden met 2%, vooraleer het geld aan den groothandel ter beschikking komt, zoodat deze tegen 12% kan leenen; maar de rente van 10%, door de Rentebank gevorderd, is op» geloopen tot soms 17% vooraleer het den gewonen boer of tuinder ter beschikking wordt gesteld. Hierin nu zullen de Centrale en locale boerenleen» banken zooveel mogelijk verandering trachten te brengen. Maar van nog meer belang acht het Prof. Brink» mann, dat de boerenleenbanken in staat zullen zijn nieuw kapitaal te verschaffen, door in de spaarbank alles, wat door de landbouwende bevolking bespaard wordt, op te nemen. Er is geen voldoende geld aan» wezig, en dus moet getracht woren, alles wat er nog is, te zamen brengen, en te gebruiken.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1924 | | pagina 6