816
gierigaard. Wie spaarzaam is, heeft iets en kan aalmoe*
zen geven, want op de christelijke spaarzaamheid rust
de bijzondere zegen van God en „aan Gods zegen is
alles gelegen."
Van een koning van Frankrijk, Hendrik IV, wordt
verhaald, dat hij eens gezegd zou hebben, dat hij niet
rusten wilde voordat in zijn rijk iedere boer 's Zondags
eene kip over het vuur zoude hebben. Wij zouden wil*
len, dat ieder, rijk en arm, klein en groot ter dege spaar*
zaam was. Dan zoude onnoemlijk veel ellende uit de
wereld verdwijnen, en ieder zou, al was het ook geene
kip, toch zooveel over het vuur kunnen hangen om zich
en zijn gezin te kunnen onderhouden. Ja, de spaarzaam*
heid levert nog veel grooter voordeel op; zij bezorgt
vastheid van karakter, door dat ze ons onafhankelijk
maakt; zij maakt ons eenvoudig en tevreden, eerlijk en
werkzaam, matig en milddadig.
Sparen maakt rijk; rijk aan aardsche en bovenaardsche
goederen. De spaarzaamheid is derhalve een der grond
slagen voor het menschelijk geluk en der menschelijke
welvaart; zij is zelfs eene deugd en de bron van andere
deugden; vooral in onze dagen, nu de strijd om het
bestaan zoo zwaar op de menschen drukt, is ze nood*
zakelijk.
Niet de droombeelden der socialisten, noch de her*
vormingsplannen van de Russische nihilisten kunnen
de menschelijke samenleving heil bezorgen, maar enkel
en alleen: Verstandig sparen en trouw vasthouden aan
God, den Heer en Meester van vorsten en volkeren,
„die de tijden verandert, de koninkrijken doet verdwij*
nen en andere er voor in de plaats stelt." „Den Heer
behoort de aarde en wat er zich op bevindt, de opper*
vlakte der aarde en wie er op wonen."
(Wordt vervolgd.)