759
moede en gebrek aan den eenen kant, en vermeerdering,
soms overdaad, van geld aan den anderen kant, met tus»
schen beide uitersten een bijna volkomen leegte. Ziet»
daar hetgeen de financieele wanorde in practijk heeft
gebracht. Er is de heer Wijnkoop erkent het geen
enkele reden om te vermoeden, dat het hier anders zou
gaan, als de gulden eens zou kelderen. Indien dat echter
zoo is, dan staat het feit vast, dat de Regeering, die door
het herstel van het financieel evenwicht deze ramp keert,
daarmede niet dient een kapitalistisch belang, maar de
belangen van een groote meerderheid des volks, van de
kleine lieden, van de minst draagkrachtigenMen
behoeft maar even over de grenzen te kijken, even naar
een bezet of ingepalmd gebied te zien, om te kunnen
constateeren, dat de allereerste slachtoffers van een
dergelijke bezetting en van het verlies der onafhankelijk»
heid altijd weer de minst draagkrachtigen zijn....
„Indien de meening van twee personen, die zoo ver
van elkaar staan als de heer Wijnkoop en ik, juist is»en
bescherming van den gulden beteekent bescherming
van de zwakken, onverschillig van welke partij of rich»
ting, laten wij, leden van het Nederlandsche Parlement,
die vóór alles het algemeen belang willen dienen, ons dan
groot toonen door met kracht en energie samen te wer»
ken, om ons land tegen de ellende, die wij elders zien,
te bewaren."
Wij hebben deze kwestie nog eens uitvoerig bespro»
ken, opdat toch eenieder medehelpe, om de stabiliteit
van onzen gulden te handhaven.
Neemt de Regeering maatregelen, die diepingrijpend
zijn, soms wellicht drukkend, dat men dan bedenke, dat
voor alle standen het beter en wenschelijker is tijdelijk
groote offers te brengen dan de waarde van het geld te
zien verminderen.