5
en naastenliefde borg bleven, geleidelijk te doen ver*
minderen.
Het veronachtzamen van bovenbedoelde bepaling der
jaarlijksche aflossing doet dus een waardevol deel van
hetgeen onder den invloed van de Boerenleenbank be*
reikbaar is, verloren gaan en daarmede zou weer worden
losgelaten, wat als een der voornaamste oogmerken bij
de stichting der Boerenleenbanken heeft gegolden en
ook inderdaad mee een grooten ommekeer in den toe*
stand op landbouwgebied heeft teweeggebracht.
Waar een wijziging in den vorm van geldverstrekking
tot zulke averechtsche en ongewenschte uitkomsten
blijkt te leiden, daar dient een zoodanige voorziening
te worden getroffen, dat, zoo op behoud van den gewij*
?igden vorm wordt prijs gesteld, het zeer voorname in*
stituut der jaarlijksche kapitaalaflossing ermede wordt
verbonden. Zijn er dus redenen, die in het hierboven
nader omschreven geval de voorkeur doen geven aan
den vorm van crediet in loopende rekening boven dien
van een gewoon voorschot, dan moet toch de jaarlijk*
sche aflossing worden voorgeschreven en wel in den
vorm eener jaarlijksche credietvermindering, verband
houdende met het doel, waarvoor het geld werd ver*
strekt.
Oorspronkelijk heeft men zich de loopende rekenin*
gen met crediet voorgesteld als ieder jaar minstens één
keer geheel op*en*neer*loopende rekeningen, die dus op
een gegeven oogenblik zelfs „credit" komen staan of op
z'n minst genomen „niet^debet" dus „nul".
Zoo een loopende rekening met crediet inderdaad al*
dus werkt of voor zooverre ze aldus werkt, is geen jaar*
lijksche credietvermindering noodzakelijk, ze wordt
dan immers ieder jaar geheel afgelost. Indien alsdan
de duur van het crediet beperkt is, zoodat het niet voor
onbepaalden tijd kan blijven doorloopen, is in dit op*
zicht geen verdere voorziening geboden.
Maar voor credieten, die hetzij geheel hetzij gedeelte*
lijk verkapte voorschotten zijn, is behalve een vaste