6
looptijd bovendien een jaarlijksche vermindering nood*
zakelijk.
Wij schreven van credieten, die hetzij geheel hetzij
gedeeltelijk verkapte voorschotten zijn: in de praktijk
toch ontmoet men drieërlei soort loopende rekening
met crediet.
De eerste soort is die, welke aan het oorspronkelijk
begrip beantwoordt, waarbij de stand over de geheele
lengte op*en*neer*gaat, zoodat de rekening op een ge*
geven oogenblik zelfs „credit" staat of althans „niet*
debet".
De tweede soort is die, waarbij het crediet geheel en
al als een verkapt voorschot is te beschouwen, omdat
behoudens misschien een geringe standswisseling
(meer voor den vorm) alleen de rente wordt voldaan.
De derde soort is die, welke weliswaar voor een deel
aan het oorspronkelijk begrip beantwoordt, doordat
de stand werkelijk wisselt, zooals daarvoor noodig is,
maar waarbij dit slechts plaats heeft tot op zekere
hoogte.
Er is bijvoorbeeld een crediet van 4000 gulden
gevraagd en verkregen. Door den loop van het jaar
wordt verscheidene malen geld gehaald en gebracht;
wanneer men alle in de Boerenleenbank gestorte bedra*
gen over het geheele jaar te zamen telt, komt men tot
een totaal van 4000 gulden of daaromtrent. Maar het
valt op, dat de verschillende posten aldus loopen, dat
de credietnemer altijd een debet had en nooit beneden
de 1500 gulden kwam. Zelfs jaren achtereen daalt de
debetstand nooit beneden die 1500 gulden.
En het is deze derde soort, welke blijkens de
ervaring der Inspectie het meest voorkomt. Men sla
er Grootboek III maar eens op na. Verreweg de meeste
bestaande loopende rekeningen vertoonen dit beeld.
Wat is nu het geval?
Dat de bovengenoemde credietnemer de loopende
rekening slechts voor een bedrag van 2500 gulden als
loopende rekening gebruikt, en dat hij voor de rest:
n.1. voor 1500 gulden een voorschot heeft, waarop
niets wordt afgelost. In verband met hetgeen te dien