729
malaise moet men wel tweemaal overwegen, of degene,,
die een voorschot vraagt, er ook werkelijk mede ge'
holpen wordt.
Komt iemand een voorschot vragen, wijl hij, bijvoor?
beeld, ongelukkig is geweest met zijn veestapel, en hij
verplicht is deze aan te vullen, dan zal men hier een
hulp verleenen, die noodig is; en binnen enkele jaren
zal hij de schuld, bij jaarlijksche termijnen, kunnen
aflossen.
Maar het komt ook voor, dat iemand in de goede
jaren gewoon is geworden wel wat al te royaal, en
boven zijn stand, te gaan leven; dat ging goed, zoolang
de goede jaren aanhielden. Maar nu er malaise is ge?
komen, moet weerom de tering naar de nering gezet
worden. Zou nu zoo iemand een voorschot komen vra?
gen omdat hij wil blijven leven, zooals hij vroeger deed,
hoewel zijn inkomsten dit niet toelaten, dan zou het
Bestuur der Boerenleenbank niet goed handelen met hem
het gevraagde voorschot te verleenen, al heeft hij nog
zoo'n goede zekerheid. Want zulk voorschot zal hem
geen voordeel maar wel nadeel brengen, want hij zou
zich in schulden steken, die hij later slechts zou kunnen
betalen door bijvoorbeeld vee te moeten verkoopen, dat
onmisbaar is voor zijn bedrijf.
Vooral in dezen tijd van malaise moeten dus de
Besturen, meer nog dan vroeger, goed toezien, of de
gevraagde voorschotten ook in het welbegrepen belang
der aanvragers zijn.
Dan moet men, als er vele aanvragen komen, des te
voorzichtiger zijn met het verleenen van voorschotten,
die dienen om het bedrijf uit te breiden, tenzij men er
zeker van is, dat de aanvrager in staat zal zijn, om
binnen weinige jaren de voorschotten terug te betalen.
Want men moet, vooral als er vele voorschotten en tot
groote bedragen gevraagd worden, steeds bedenken,
dat deze gegeven worden van spaargelden, waarvan het
grootste gedeelte binnen korten tijd kan opgevraagd
worden; daarom zij men voorzichtig, met de voorschot?
ten niet'voor een te langen termijn te verstrekken.