703 Men moet den toestand van de landbouwende bevol* king, toen er nog geen boerenleenbanken bestonden, hebben medegemaakt, om te kunnen beseffen het goede, door de boerenleenbanken beoogd en tot stand gebracht. Hoe vele landbouwers zaten er destijds niet onder de klauwen van woekeraars? En hoe moeilijk was het niet, ook voor den eerlijken en oppassenden landbouwer, geld te krijgen, als hij dit voor instandhouding of geleidelijke uitbreiding van zijn bedrijf zoo hard noodig had? En welke afhankelijkheid van kooplui, fabrikanten en particuliere geldschieters, bracht het vragen van crediet niet mede? En vooral, hoe zag men nimmer de schuld verminde* ren, wijl met enkele guldens niet kon afbetaald worden, en het er nooit toe kwam, om de geheele som samen te brengen en af te lossen? Aan dit alles werd een einde gemaakt door de oprich* ting der boerenleenbanken, waar de leden bij hun eigen instelling, beheerd door hun eigen vertrouwensmannen konden aankloppen, en waar zij met de kleinste sommen konden afbetalen. De plaatselijke boerenleenbanken zouden nimmer de ontwikkeling en de verbreiding, waarin zij zich nu ver* heugen, gevonden hebben, zonder eene Centrale instel* ling, de Centrale Boerenleenbank. Men moet weerom de oprichting der eerste boeren* leenbanken hebben medegemaakt, om te beseffen hoe het ontbreken van zulke Centrale Bank gevoeld werd. Want de ééne boerenleenbank had meer geld ontvan* gen, dan ze kon uitleenen, de andere zou meer kunnen uitleenen, als zij over meer geld beschikte. En vooral de belegging der spaargelden op eene veilige en rente* gevende wijze, en toch zóó, dat men opgevraagde spaar* gelden kon teruggeven, baarde veel zorgen aan de eerste bestuurders.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1923 | | pagina 3