Toch mogen, ja moeten wij, eene uitzondering maken voor de twee verdienstelijke mannen, die de geheele zwaarte van den dag gedragen hebben, en men mag wel zeggen, geheel geleefd hebben voor de ontwikkeling en den bloei der boerenleenbanken, wijlen den heer Vincent van den Heuvel, tot aan zijn dood Voorzitter van het Bestuur der Centrale Boerenleenbank en den ZeerEerw. Pater G. van den Eisen, ouddid van den Raad van Toezicht der Centrale Boerenleenbank, die thans in Heeswijk een otium cum dignitate geniet. En na deze twee mannen der eerste ure geëerd te hebben, zouden wij toch ook niet gaarne nalaten nog een andere persoonlijkheid te noemen, aan wie het boes renleenbankwezen ontzaglijk veel te danken heeft, den heer Jan Berkvens, die met al de kunde en den ijver van zijn geestdriftige ziel aan de Centrale Bank is trouw gebleven tot in zijn dood. Hulde moeten wij heden ook brengen aan de Eerw. Geestelijkheid, die de boerenleenbanken als Sociale in* stellingen van den eersten rang beschouwd heeft, geroer pen om vele misstanden weg te nemen en toestanden te verbeteren. Nagenoeg in iedere parochie is niet enkel de medewerking der Geestelijkheid ondervonden, maar stonden de parochiesgeestelijken in de eerste rij van hen, die de oprichting eener boerenleenbank voorbereidden. Terecht kon dan ook de huidige Leidsche Hoogleeraar, Mr. E. M. Meijers, schrijven: „Dat de boerenleenbanken „in zoo korten tijd een zoo hooge vlucht in ons land „genomen hebben, is niet het minst aan de Roomschs „Katholieke Geestelijkheid te danken. Slechts eene orgas „nisatie als de RoomschsKatholieke Kerk was in staat, „in het Zuiden van ons land een gansch systeem van „landbouwcrediet als het ware te voorschijn te tooveren, „en daarmede aan het Noorden de mogelijkheid en het „nut van deze boerenleenbanken te leeren." 702 Landbouwcoöperatie in Nederland, blz. 108.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1923 | | pagina 2