690 binnen enkele jaren zouden de boerenleenbanken over ruime reserven kunnen beschikken. Zou het Bestuur en de Raad van Toezicht van iedere Boerenleenbank, die thans over nog geen voldoende reservefonds beschikt, niet eens willen overwegen, of bovenstaande middelen, of althans de eene of de andere, niet aan de orde moet gesteld worden? Over verschillende andere punten in een volgend nummer. Wie niet hooren wil, moet voelen. Ruim één jaar geleden, in Juli 1922, (zie Mededeelin? gen bl. 442) waarschuwden wij tegen het aankoopen van aandeelen van de Brusselsche Bank, die op een executorialen verkoop 1021/2% hadden opgebracht, hoes wel er bij gewone verkoopingen niet meer dan 30% voor geboden werd. Het lag voor de hand, dat zulke hooge prijs gegeven werd voor één enkel of voor een paar aan= deelen om later vele aandeelen voor zulken veel te hoos gen prijs te kunnen verkoopen. En toen reeds konden wij mededeelen, dat aan één boer in Westelijk Noords Brabant vele aandeelen dezer Bank waren verkocht tegen 125%. Zulke zaken moesten mis loopen, en zij zijn ook mis geloopen. Den 12 October j.1. bevatte de Dagelijksche Beurss courant het volgende bericht: „De Heer W. P. van Pagé, leider van het bijkantoor van de Brusselsche Bank te Middelburg heeft aan de directie een schrijven gericht, waarin hij zijn ontslag neemt, omdat hij meent dat zijn goede naam door de handelingen der directie wordt geschaad en hij zich tegenover de cliëntele niet langer verantwoord acht, waar het hem persoonlijk steeds te doen is geweest eerlijk zaken te doen."

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1923 | | pagina 6