689 Wanneer hiervan V<% meer aan rente gevraagd was zou dit bedragen 135.000 en werd 1/2/ó meer ge* vraagd 270.000. Wat de provisie betreft bij het opnemen van nieuwe voorschotten ook deze is zeer gering in vergelijking met de andere banken, vooral omdat vele voorschotten voor verschillende jaren verleend worden. In 1921 werd voor een bedrag van 14.365.000 aan nieuwe voorschotten verleend; als hiervan 1U% provisie meer gevraagd werd, zouden de boerenleenbanken 35.910 meer ontvangen, wat geheel voor de reserve* fondsen kon besteed worden. Hetzelfde kan men zeggen van eene kleine verhooging van de provisie voor den omzet in loopende Rekening. Hieruit ziet men, wat bij een kleine verhooging van de rente en provisie bij voorschotten en bij de uitleeningen in loopende Rekening te bereiken valt. Indien men daarbij voegt, welk voordeel de vermin* dering van bijvoorbeeld 1U% der rente van spaargelden medebrengt, dan ziet men, dat bij toepassing van deze middelen de boerenleenbanken nog heel wat kunnen, en ons inziens ook moeten verdienen. Want door elkaar genomen zijn de reservefondsen der boerenleenbanken te gering. Zooals wij bereids zagen, was er einde 1921 bij de gezamenlijke boerenleen* banken een bedrag ingelegd van 105.574.000; de ge* zamenlijke reservefondsen bedroegen 1.958.000 of 1.8%. Indien bovenstaande maatregelen konden door* gevoerd worden, namelijk vermindering der Spaarbank* rente met 1U%, verhooging der voorschotrente met 1U% en van de provisie voor nieuwe voorschotten met 1U%, dan zouden de volgende voordeelen behaald worden; 1li% van 105.574.000 spaargelden 263.930 1/2% van 53.986.000 voorschotten 269.930 1U% van 14.365.000 nieuwe voorschotten 35.910 Totaal 569.770 Een bedrag van ruim één half millioen zou alzoo op zulke wijze meer dan thans kunnen verdiend worden, en

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1923 | | pagina 5