688
driegers effecten aangepreekt die weinig of geen waarde
hebben, zooals onlangs door de ronselaars van de Bruss
selsche Bank.
Gelukkig komen zulke gevallen bij onze boerenleen*
banken slechts bij hooge uitzonderingen voor, maar het
is toch goed, dat de bestuurderen der boerenleenbanken
weten, wat mogelijk is, om ook goed toezicht te houden
op het gebruik van het uitgeleende geld.
Maar hoezeer wij onzen landbouwers en tuinders een
goedkoop credict gunnen, toch mag dit niet gebeuren ten
koste van de boerenleenbank zelve.
Indien blijkt, dat eene boerenleenbank, na verschillens
de jaren in werking te zijn, nog over een klein reserves
fonds beschikt, dan is het hoogst wenschelijk, ja noods
zakelijk, de rente voor de voorschotten te verhoogen,
want iedere boerenleenbank heeft op de allereerste
plaats te zorgen, dat zij over flinke reserven beschikt,
opdat de leden en dus ook de voorschotnemers
nimmer verplicht worden bij eventueele verliezen, die
toch altijd mogelijk zijn, en ook voorkomen, hun aam
deel in zulk verlies te moeten dragen.
En indien het overgroot aantal van de boerenleenbans
ken de rente voor voorschotten met 1/4 of 1k% zou vers
hoogen, dan is het crediet toch nog zeer goedkoop, tegen
dat de credietnemers bij andere banken moesten aans
kloppen.
Daarbij komt, dat het bij de verleende voorschotten
gewoonlijk gaat om kleine sommen, zoodat ieder voors
schotnemer persoonlijk eene verhooging der rente met
1U of weinig voelt, maar te zamen maken zij voor
de boerenleenbank een hoog bedrag uit.
Wat dan ook zulke verhooging van rente voor voors
schotten bij de boerenleenbank beteekent, zullen we
met een voorbeeld duidelijk maken.
Einde 1921 hadden alle, bij de Centrale Boerenleens
bank van Eindhoven aangesloten boerenleenbanken uits
geleend:
aan voorschotten 37.997.000
in loopende Rekening 15.986.000
Totaal 7 53.983.000