677
Deze boerenleenbank heeft dus, doordat ze meer
spaargelden ontving, al was het ook tegen hoogere rente,
een bedrag van 375.bruto meer verdient, omdat zij
een veel hooger bedrag aan voorschotten had uitgeleend
dan de eerste bedoelde bank.
Uit bovenstaande voorbeelden ziet men, dat verhoo*
ging van spaargelden in sommige gevallen voordeelig
kan zijn.
Wanneer jaar in, jaar uit, de winsten eener boeren*
leenbank zóó gering zijn, dat er weinig of niets in het
Reservefonds kan gestort worden, moet men overwegen,
of de rente van de spaargelden en de vergoeding
in Loopende Rekening niet eenigszins, bijv. met
1U% kan verminderd worden. Gewoonlijk zal eene
vermindering van rente met 1U% bijv. van 3*1* op
31h of van 31/* op 3 geen noemenswaardige vermin*
dering van de ingelegde sapargelden ten gevolge hebben,
vooral als aan de leden goed duidelijk gemaakt wordt,
dat zulke maatregel noodig is in het belang van allen.
En men denke eraan, wat zulke vermindering van spaar*
rente voor een boerenleenbank beteekent.
Bij 100.000.spaargelden is per jaar eene be*
sparing van 250.Op 10 jaren maakt dit 2500.
op 20 jaren 5000.
Door 1U% minder te geven kan men dus, enkel hier*
door, in 20 jaren eene reserve vormen van 5% van de
ingelegde spaargelden.
Met zulke cijfers voor oogen zal het Bestuur van
iedere boerenleenbank, welke nog geen voldoende
reservefonds heeft, goed doen te overwegen, of de spaar*
rente niet te verminderen is.
Over de rente en de provisie bij uitleeningen in een
volgend nummer.