672 voor vasten termijn als in loopende rekening te veï* hoogen. 4 j Nu komt het natuurlijke verschijnsel, dat de leden eener Boerenleenbank, die spaargelden beleggen, niet gaarne de rente van spaargelden verlaagd zien; en even? min zien de leden, die voorschotnemers zijn, de rente voor voorschotten verhoogd. Het Bestuur heeft hier dan ook de leiding te geven, en als het de hooge wen* schelijkheid of noodzakelijkheid met cijfers aantoont, zal het Bestuur ook de Algemeene Vergadering kunnen overtuigen, want het is en blijft toch het belang van alle leden, dat er een flink reservefonds kunne gevormd worden. Het is niet doenlijk, om een vasten, en voor alle boe* renleenbanken geldenden rentevoet voor de spaargelden vast te stellen, wijl men met vele omstandigheden moet rekening houden; door verschil van omstandigheden zal ook verschil van den rentevoet noodzakelijk zijn. Maar als beginsel stelle men, dat de spaarbankrente niet te hoog mag zijn, wil men voldoende winsten maken. Een spaarder wil op de allereerste plaats zeker zijn, dat zijn geld veilig belegd is; en dat kan hij ten volle bij de boerenleenbank. Daarom behoeft, in het algemeen gesproken, de rente van de spaargelden bij de boeren* leenbanken niet hoog te zijn, om toch steeds over vol* doende spaargelden te beschikken ten einde de aan* gevraagde voorschotten te kunnen geven en nog een flinke som te kunnen beleggen bij de Centrale Boeren* leenbank, die teruggevraagd kan worden als spaargel* gelden worden opgevraagd, of nieuwe voorschotten moeten verleend worden. Men vergete niet, dat de Rijkspostspaarbank slechts 2.64% vergoedt, en toch de reuzensom van nagenoeg 300.000.000 gulden aan spaargelden ontvangen heeft. Maar ook vele particuliere en gemeentelijke spaar* banken ontvangen groote bedragen tegen lage rente. Zoo vonden we o.a. vermeld: Rente voor de spaargelden.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1923 | | pagina 4