681
niet meer kosteloos aan de aangesloten vereenigingen
kan toezenden.
Evenals de particulieren, zoo ondervinden ook de ver;
eenigingen de grootste moeilijkheden bij inkoop en ver;
koop wegens de afsluiting der bezette gebieden en de
regeeringsmaatregelen ter wille van de voedselvoorzie;
ning.
Wat in het bijzonder de Boerenleenbanken (Spar; und
Darlehnskassen) betreft, de vermindering der waarde,
ja men kan zeggen de waardeloosheid van het Duitsche
geld heeft een onmogelijken toestand geschapen.
Steeds zijn de Credietvereenigingen als de ruggegraat
geweest voor de andere landbouw;vereenigingen. Maar
thans hoort men, zooals de „Anwalt" schrijft, telkens
de vraag: „Wie zal nog sparen in een tijd, waarin het
geld, heden naar de spaarbank gebracht, morgen reeds
aan waarde verloren heeft"?
En toch blijft het zaak, om alle ongebruikte gelden in
de boerenleenbanken te verzamelen. Tegenover de op;
merking, dat sparen oneconomisch is, moet men de
bemerking stellen, dat het bewaren van papieren geld,
en de aanschaffing van alle mogelijke onproductieve en
onnoodige zaken nog meer oneconomisch is.
De boerenleenbanken hebben thans ook nog een
groot arbeidsveld ten gunste der medeleden te bewer;
ken, door bemiddeling te verleenen bij het credietver;
schaffen, en door een gezonde rentepolitiek te volgen.
Vooral moeten er wegen en middelen gezocht worden,
om het door de boerenleenbanken mogelijk te maken,
dat de spaargelden eene vaste waarde behouden. Dit is
een uiterst moeilijk vraagstuk, en de pogingen, om als
vasten grondslag de goudmark of de waarde van rogge
aan te nemen, hebben tot nogtoe schipbreuk geleden.
Vooral wordt er op aangedrongen, dat de boerenleen;
banken haar aandeelenkapitaal steeds zullen blijven ver;
hoogen in zelfde mate als de waarde van de Mark daalt.
Ook wordt er veel werk aan besteed, om het geld der
landbouwers zooveel mogelijk te doen vloeien in ban;
ken, die dit ten gunste van de landbouwers gebruiken.