652 een aandeel behoeven te vorderen in de eventueel te lijden verliezen. Natuurlijk behoeft zulk Reservefonds niet in een paar jaren gevormd te worden; maar het Bestuur en de Raad van Toezicht moeten er toch steeds op bedacht zijn goede winsten te maken, opdat het Reservefonds na eenige jaren zulke hoogte kan bereiken. Wanneer wij deze beginselen gesteld hebben, laten wij dan nu nagaan, hoe het staat met de Reservefondsen van de aangesloten boerenleenbanken. Wij geven hier de statistiek, eerst van alle boerenleen* banken te zamen, en dan van eenige boerenleenbanken, die wij willekeurig gekozen hebben. STATISTIEK van de Reservefondsen van de gezamenlijke aangesloten Boerenleenbanken, en van hare verhouding tot de verplichtingen dezer Boerenleenbanken. Op 31 December van: Totaal bedrag der spaar gelden en ontvangsten in Loopende Rekening van alle aangesloten boerenleenbanken Totaal bedrag van de Fondsen van alle aangesloten boerenleenbanken 3) Percentage van het Fonds in verhouding tot de spaargelden 1906 5.661.000 110.000 1.9 1909 10.353.000 239.000 2.3 1912 18.859.000 421.000 2.2 1914 23.269.000 617.000 2.6 1915 30.826.000 673.000 2.1 1916 42.849.000 810.000 1.9 1917 57.075.000 941.000 1.6 1918 79.438.000 1.064.000 1.3 1919 91.799.000 1.207.000 1.3 1920 94.158.000 1.460.000 1.5 1921 105.574.000 1.958.000 1.8 3) Dc verliezen, door enkele boerenleenbanken geleden, zijn hier buiten beschouwing gebleven zou men de statistiek opmaken uit» sluitend van de boerenleenbanken, die een fonds bezitten, dan zou de verhouding iets gunstiger zijn.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1923 | | pagina 4