651
heid, deel te nemen in een aandeelenkapitaal. De grootte
van deze deelname was zeer verschillend, maar de lei*
ders der Raiffeisenbeweging drongen er op aan, dat ieder
lid voor 500 Mark of 300 gulden in dit aandeelenkapitaal
zouden deelnemen.Eene Boerenleenbank met 100
leden beschikte dan over een aandeelenkapitaal van
100 X 300.of 30.000. Werd de Boerenleenbank
grooter, dat wil zeggen, nam het bedrag aan spaargelden
zeer toe, dan werd ook aangedrongen op verhooging van
dit aandeelenkapitaal. De leden behoefden dit aandeel
niet terstond te storten, maar telken jare werd de rente
bijgeschreven, en eene storting gedaan, totdat het bedrag
ten volle bereikt was.
Behalve dit aandeelenkapitaal werd gezorgd voor een
Reservefonds; en volgens den Directeur der Centrale
Boerenleenbank in Posen, Hallstein, zou men dienen te
trachten 10 percent van het geheele bedrijfskapitaal (dus
van het aandeelenkapitaal en van de inlagen in de spaar*
bank) als Reservefonds te bezitten. Zelfs werd nog aam
geraden het hooger te maken.2)
Waar wij in ons land bij de Boerenleenbanken geen
aandeelenkapitaal kennen, en het zeer moeilijk zal wezen
dit alsnog in te voeren, moeten wij erop bedacht zijn,
om de Reservefondsen des te sterker te maken.
En wij meenen niet te veel te vragen, als wij van oor*
deel zijn, dat er naar moet gestreefd worden, een Re*
servefonds te vormen, dat minstens eene hoogte bereikt
van 10 percent van alle verplichtingen, die eene Boeren*
leenbank heeft.
Indien dus eene Boerenleenbank aan spaargelden en
ontvangsten in Loopende Rekening (hetzij van leden,
hetzij van de Centrale Boerenleenbank) een bedrag van
200.000 heeft ontvangen, dan moet zij trachten een
Reservefonds te vormen van minstens 20.000.
Dan zal zij, zoo goed als zeker, nimmer van hare leden
Generalsekretar Quabeck, Münster i. W.Masznahmcn zur
Liquiderhaltung der Einzel* und Zentralgenossenschaiten bl. 9.
2) Masznahmen enz. door Hallstein, bl 100.