619
organisatie, n.1. den Nederlandschen Boerenbond, diens
de te steunen, en dat deze Boerenbond op zijne beurt
dan de andere instellingen, waaronder oOk de lands en
tuinbouwscholen vallen, zou steunen.
De Afgevaardigde van Breda zou dan wenschen, dat
de 8.000.aan den Nederlandschen Boerenbond ges
géven zouden worden, onder voorwaarde, dat deze
moesten ten goede komen aan de scholen.
De Voorzitter antwoordt hierop, dat de Nederlands
sche Boerenbond op de eerste plaats zelf moet kunnen
bestaan, en dat het onmogelijk zal wezen deze voors
waarden er aan te verbinden.
Wel kan het verzoek aan den Nederlandschen Boerens
bond gedaan worden, om iets voor andere doeleinden
te besteden, maar hij zou niet wenschen deze verplichs
ting op te leggen. Verder verklaart de Voorzitter, het
voorstel van den afgevaardigde van Breda, dat hem
zeer sympathiek is, in het Bestuur der Centrale Bank te
zullen brengen, en te zien, met welke voorstellen het
volgend jaar kan gekomen worden.
De Voorzitter van den Nederlandschen Boerenbond,
de heer Th. Verheggen, zet uiteen, waarom de Neders
landsche Boerenbond, wil deze zijne roeping vervullen,
over de noodige middelen moet kunnen beschikken.
Deze Bond heeft o.a. een bureau noodig, dat contact
moet houden met de officieele lichamen, en nu er zoos
vele boeren zijn, die inlichtingen komen vragen omtrent
vestiging in Frankrijk, heeft de Bond besloten iemand
naar Frankrijk te zenden, ten einde met kennis van
zaken te kunnen oordeelen, en de gegadigden te kunnen
behulpzaam zijn.
De afgevaardigde van Breda trekt zijn voorstel in,
en hoopt, dat de verwachtingen een volgend jaar in
vervulling mogen gaan.
De afgevaardigde van Kaatsheuvel vraagt of de moges
lijkheid bestaat, dat de Bank voor het feit kan komen te
staan, dat aan de terugvragingen van Spaargelden niet
zou kunnen worden voldaan.
De Voorzitter, de heer Fleskens, antwoordt, dat hij