628
I. Is het den Ministers bekend, dat de „Algemeene
regelen betreffende het verleenen van gedeeltelijke
Staatsgarantie voor uitvoertransacties", zooals die zijn
medegedeeld in de Nederlandsche Staatscourant no. 24,
jaar 1923, geenerlei opvoering van de werkgelegenheid
voor de tuinders kunnen brengen, aangezien de afzet
van tuinbouwproducten in hoofdzaak niet pleegt te ge*
schieden op crediet, doch voor het overgroote gedeelte
in consignatie aan buitenlandsche handelaren?
II. Zijn de Ministers bereid maatregelen te over*
wegen, waardoor de werkgelegenheid voor den tuin*
bouw zou kunnen worden verruimd, in den zin van
zekere prijsgarantie van Regeeringswege voor het sur*
plus van tuinbouwproducten, die zouden kunnen wor*
den uitgevoerd naar landen of streken, waarheen op het
oogenblik geen export plaats heeft, welke garantie onder
behoorlijk toezicht, b.v. hierin zou kunnen bestaan, dat
voor hetgeen aldus in consignaie wordt verkocht, voor
zoover de opbrengst verlies oplevert, 40 pCt. van Rijks*
wege in dit verlies wordt bijgepast?
III. Meent de Regeering niet, dat, naast wezenlijken
steun aan den landbouw, hiermede kan worden bereikt,
dat de binnenlandsche markt zou worden ontlast, het
verwijt van „dumping" in het buitenland zou worden
ontgaan en het tenietgaan van waardevolle voedings*
middelen zou worden voorkomen, terwijl nieuw afzet*
gebied zou kunnen worden verkregen en tevens het
oude afzetgebied behouden blijft?
Hierop heeft de Minister geantwoord:
1. Voor zoover de uitvoer van tuinbouwproducten
in consignatie aan buitenlandsche handelaren geschiedt,
kan daarvoor inderdaad geen garantie worden gegeven
op grond van de „Algemeene Regelen", in de eerste
vraag bedoeld.
Overeenkomstig het medegedeelde ad artikel 120 i in
de toelichting op de Nota van Wijzigingen in hoofdstuk
VIIB voor 1923, beoogen die regelen den exporteur, voor
een gedeelte van ten hoogste 40 pCt. den koopprijs te