586 Uit bovenstaande cijfers blijkt, dat het effectenfonds eene winst aanwijst van ruim 519.000. In vroegere jaren is op het effectenfonds veel verloren, vooral in de jaren 1918, 1919 en 1920. Het verlies op de effecten bedroeg: in 1918774.543.84 in 1919 698.239.44 in 1920 449.973.29 Gelukkig zijn deze verliezen uit de bedrijfswinst ges heel gedekt kunnen worden, maar met het oog op de onzekere toestanden, welke wij toch nog immer beleven, heeft het Bestuur der Centrale Boerenleenbank gemeend een flink bedrag te moeten reserveeren voor mogelijke koersdalingen in de toekomst, en daarom stelt het voor eene reserve van 500.000 te maken voor: effecten koersverschillen. De winst op de rente is niet zoo groot als verleden jaar, omdat de rentestandaard, tengevolge van de ma? laise, lager was dan in 1921, zoodat er minder rente van de beleggingen te maken was. Gewoonlijk gaat stijging van de effecten gepaard met daling der rente. Want kan men van het geld eene hooge rente maken, dan gaat men geen effecten koopen, die minder rente geven, en is er dus weinig vraag naar effecten; maar zoodra er minder rente voor het geld gegeven wordt, begint men weerom zijn geld in effecten te beleggen, en komt er stijging in den koers. Ook is de winst op provisiën, deelname in syndicaten enz. geringer dan verleden jaar, omdat dit jaar de Cen? trale Bank niet zooveel als het vorige in de gelegenheid was, deel te nemen in de uitgifte van gemeentelijke en provinciale leeningen. Na de gewone afschrijving op de gebouwen, het meubilair en de voorraden zijn reeds tot op 1.af? geschreven wordt eene afschrijving op landbouw? debiteuren voorgesteld van 200.000.Deze afschrij? ving wordt weerom voorgesteld, om de Centrale Boe?

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1923 | | pagina 2