Verklaring van de Statuten der plaatselijke
Boerenleenbanken.
Art. 16.
3. (De leden van het Bestuur en van den Raad
van Toezicht) zijn verplicht de ambtsgeheimen te
bewaren op straffe van boete, waarvan het bedrag
bij Huishoudelijk Reglement wordt bepaald.
4. Het beroep van commissionair in effecten, en
het voor eigen rekening uitoefenen van het kast
sierst en bankiersbedrijf, zijn onvereenigbaar met
het lidmaatschap van den Raad van Toezicht of
van het Bestuur.
In het vorig nummer der Mededeelingen zijn de twee
eerste leden van dit Artikel besproken.
Het derde lid bevat eene bepaling van hoog belang
voor eene boerenleenbank, namelijk de geheimhouding.
Aan alle leden van het Bestuur en van Raad van Toe?
zicht ,en eveneens aan den kassier (zie art. 28, 3) is
geheimhouding opgelegd ten opzichte van alles, wat zij
in de uitoefening van hun ambt zullen vernemen.
Onder dit ambtsgeheim vallen vooral de volgende
punten:
of iemand een voorschot heeft ontvangen, of dat dit
aan iemand geweigerd is;
het bedrag van het voorschot;
of iemand inlegger is in de spaarbank, en het bedrag
van de inlage;
of iemand spaargeld heeft teruggenomen;
of iemand borg is voor een voorschot, of geweigerd
heeft borg te zijn;
wie van de leden van Bestuur of van Raad van Toe*
zicht een voorschot hebben willen verleenen, of gewei*
gerd hebben;
in één woord, zij zijn tot geheimhouding verplicht van
al datgene, wat zij slechts uit en door hun ambt kunnen
weten.
576