575
persoon niet als lid aan te nemen, of hem vrij te laten,
behoeft de boerenleenbank niet te onderzoeken, en
evenmin of er tusschen den Boerenbond en de R. K.
Werkliedenvereeniging eenige overeenkomst bestaat.
Uit het feit, dat er eene overeenkomst getroffen is
tusschen den Boerenbond en de R. K. Werkliedenver*
eeniging ontleent geen enkel lid der R. K. Werklieden*
vereeniging eenig recht, om als lid der boerenleenbank
te worden aangenomen. En werklieden, die zich niet tot
kleinen boer of tuinder wenschen op te werken, mogen
nimmer als lid der Boerenleenbank worden aangenomen.
Het Bestuur der boerenleenbank beoordeelt in volle vrij*
heid, wie tot het lidmaatschap zal worden toegelaten.
In het algemeen zal een oppassend boeren=arbeider, die
wellicht reeds een lapje grond bewerkt en eenig vee
houdt, als lid eener boerenleenbank dienen aangenomen
te worden, omdat het juist op den weg der boerenleen*
bank ligt, om de zwakken te steunen, en de kleinen bij
hun opwaartsstreven te helpen. Dat vordert de christe*
lijke liefde, die de drijfveer der boerenleenbanken moet
blijven.
Maar wijl de soliditeit der boerenleenbanken boven
allen twijfel moet verheven zijn, dienen de Besturen der
boerenleenbanken toe te zien, dat slechts oppassende
personen als leden worden aangenomen, en dat de land*
arbeiders in geen geval de leiding in de boerenleenbank
ontvangen, want dit zoude tot onvermijdelijk gevolg
hebben, dat de vermogende landbouwers voor het lid*
maatschap zouden bedanken.
De boerenleenbanken zijn opgericht voor de boeren
en tuinders, en voor hen, die op weg zijn, om het te
worden, maar niet voor de gewone arbeiders. Men dient
dus steeds bij het aannemen der boeren*arbeiders ervoor
te waken, dat het aantal der boerenarbeiders niet te
groot worde, waardoor gevaar zou kunnen ontstaan, dat
de leiding der boerenleenbanken te eeniger tijd uit de
handen der boeren zou kunnen geraken.