574 waartoe het Bestuur, krachtens art. 9 der Statuten de bevoegdheid bezit. Alvorens daartoe over te gaan, vooral als bij zulke boerenleenbank vele leden nog niet aangesloten zijn bij den boerenbond, zal het Bestuur der boerenleenbank goed doen den raad in te winnen van het Bestuur der Centrale Boerenleenbank. In overleg met de permanente Commissie van samen* werking heeft het Bestuur der Centrale Boerenleenbank beslist, dat het lidmaatschap van den „Jongen Boeren* stand", of van „de Jonge Boeren" niet voldoende is, om lid te worden van de Boerenleenbank. Het Bestuur eener plaatselijke boerenleenbank beoor* deelt, wie lid kan worden van de boerenleenbank. Bij deze beoordeeling is het Bestuur gebonden aan de be* palingen der statuten, welke voorschrijven, dat men lid moet zijn van den Boerenbond. Maar dezelfde statuten geven de bevoegdheid aan het Bestuur van de boeren* leenbank vrijstelling van deze bepaling te geven, onder goedkeuring van het Bestuur der Centrale Boerenleen* bank. Wanneer nu een arbeider, die zich tracht op te werken tot kleinen landbouwer, zich voor het lidmaat* schap aanmeldt, zal het Bestuur der boerenleenbank, in gewone omstandigheden, dezen tot het lidmaatschap wenschen toe te laten. Van zulk aspirantdid zal eveneens gevorderd worden, dat hij lid zij van den Boerenbond. Maar als de Boeren* bond dezen als lid niet wenscht aan te nemen, of hem vrij laat, lid te worden van den Boerenbond of van de R. K. Werkliedenvereeniging, zal het Bestuur der Boe* renleenbank de boven bedoelde vrijstelling kunnen geven. Welke reden de Boerenbond heeft, om zoo'n Lidmaatschap van den Jongen Boerenstand, of de Jonge Boeren. Arbeiders als leden van de Boerenleenbanken.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1923 | | pagina 6