550
men hier van vacatiegeld in den strikten zin kan spre»
ken.
In de Algemeene Vergadering der Centrale Boeren»
leenbank van den 16en Juni 1919 is aangenomen, dat
iedere Boerenleenbank vrij is, om al dan niet de bepa»
ling in de statuten op te nemen, om aan de leden van het
Bestuur en van den Raad van Toezicht een klein vaca»
tiegeld toe te staan.
Indien eene boerenleenbank zulke bepaling wenscht
op te nemen, dan zal het 2e lid van Art. 16 aldus dienen
te luiden:
Art. 16.
2. Zij bedienen hun ambt zonder eenige
bezoldiging; doch indien de Algemeene Ven
gadering bepaalt, dat elke bij Huishoudelijk
Reglement voorgeschreven zitting van den
kassier moet worden bijgewoond door een
der bestuursleden, kan zij dit bestuurslid
daarvoor een vacatiegeld toekennen van hoog
stens 50 cent per zitting, terwijl dit vacatie
geld eveneens zal kunnen worden toegekend
door de Algemeene Vergadering aan de leden
van het Bestuur en van den Raad van Toet
zicht voor het bijwonen der gewone ver gade»
ringen.
Nu het aan de Algemeene Vergadering der plaatse»
lijke boerenleenbank overgelaten is, al dan niet een
vacatiegeld in te voeren, en het niet noodzakelijk is,
dat dit vacatiegeld beschouwd moet worden als een ver»
goeding van gemaakte onkosten, kunnen naast het va»
catiegeld, nog de werkelijk gedane uitgaven om eene
vergadering te bezoeken, gedeclareerd worden.
Hoofdzaak blijft, dat er van „bezoldiging" geen sprake
kan zijn.