MEDEDEELINGEN
No. 79
JANUARI 1923
VAN DE COÖPERATIEVE CENTRALE
BOERENLEENBANK TE EINDHOVEN
Welke geest moet er, volgens Raiffeisen, in
onze Boerenleenbanken heerschen?
Raiffeisen, de stichter der boerenleenbanken, heeft
deze steeds beschouwd als een middel, om de hervor*
ming en de opleving van een christelijken boerenstand
te verkrijgen.
De deugden van onderling hulpbetoon, van weder*
zijdsch vertrouwen en spaarzaamheid moeten bloemen
zijn, op een christelijken grond geteeld, willen zij van
blijvenden duur wezen, en den mensch waarlijk gelukkig
maken.
De stichters der boerenleenbanken in ons vaderland
hebben het eveneens aldus ingezien; en daarom hebben
zij deze boerenleenbanken verbreid als een werkdadig
middel, om de christelijke deugden onder de landbou*
wende bevolking te bewaren en aan te wakkeren, en
daardoor vanzelf een hooger godsdienstig en zedelijk
leven te bevorderen. En waar godsdienst en zedelijkheid
in eere zijn, zullen geluk en tevredenheid niet ontbreken.
Wat Raiffeisen in 1866 als Inleiding tot zijn boek
„Die Darlehnskassen^Vereine" schreef, past ook nog
voor een overgroot deel wonderwel op onzen tijd; en
onze lezers zullen niet zonder vrucht kennis nemen van
de edele gevoelens, die Raiffeisen bij de stichting zijner
boerenleenbanken hebben geleid.
Daarom volge hier een groot gedeelte van boven»
bedoelde Inleiding van dezen grooten boerenvriend.
„Beter wordt het nooit; erger wordt het steeds."