542
ken, maatschappijen en andere financiëele* en handels*
instellingen er zoo gloeiend prijs op stellen het woord
„landbouw" te vlechten in hun naam? Zelfs Broekhuys
is begonnen zijn „Gouden Kalf" ik geef toe, dat een
kalf overigens onweerstaanbaar aan den landbouw den*
ken doet! te betitelen: Handels* en Landbouwbank.
Het aller*allergrootste deel dezer banken en maat*
schappijen heeft echter met den landbouw niets niemen*
dal uit te staan. Dit woord is gewoonlijk alleen in den
naam genomen om er lokdiensten te doen.
Gaan die instellingen echter scheef, zooals onlangs
nog een in Amersfoort ook pronkend met het epite*
ton ornans: landbouw dan wordt in de oogen van
het onwetende publiek de reputatie van den landbouw
geschaad.
Er is echter nog een reden, waarom vele van deze
instellingen 't woord „landbouw" laten flonkeren voor
de oogen van het volk. En dat is, om het landbouwend
volksdeel te vangen. Het ergste is, dat er nog velen zijn,
die zich daar werkelijk door laten verblinden, vooral
onder de niet georganiseerde boeren en tuinders. En
zelfs onder de leden van onze land* en tuinbouworga*
nisaties, welke niet ophouden de menschen op de hen
hier bedreigende gevaren te wijzen, zijn er nog genoeg
onnoozele halzen, die hun zuurverdiende spaarpennin*
gen aan alle mogelijke „landbouw"*instellingen toever*
trouwen en hun eigen oer*soliede spaar* en voorschot*
kassen, de Boerenleenbanken, voorbij gaan.
Ze begrijpen niet, dat men 't alleen op hun duiten
heeft gemunt.
Het is moeilijk, om telkens opnieuw tegen al die links
en rechts opduikende, „landbouw"*instellingen te waar*
schuwen. Soms echter loopt het toch de spuigaten uit.
Luistert slechts!
Verlokt door onbetwistbare successen van „illustere"
voorgangers trekt op het oogenblik weer zoo'n „Land*
bouw*Maatschappij" met een reuzentrom „the big*
gest of the world" zou een onvervalschte Yankee zeg*
gendoor de advertentiekolommen onzer vaderland*