verlangt en eischt zulke controle, want daardoor wordt eenieder den mond gesnoerd, die ook maar in de verste verte eenige verdachtmaking op een kassier zou willen werpen. Zoowel dus in het belang van de soliditeit der boeren* leenbank als van den goeden naam van den kassier is controle op de ontvangsten der boerenleenbank nood zakelijk, en deze wordt dan ook door de Statuten voor* geschreven. Want art. 26 zegt: Het Bestuur is verplicht: 6°. toezicht te houden op de verrichtingen van den kassier, vooral op de maandelijksche en jaarlijksche verantwoording, en minstens eens per jaar den stand der spaarboekjes, voor schotboekjes en boekjes voor loopende re* kening met de boeken en bescheiden der Boe renleenbank te vergelijken, hetzij aan de hand van die boekjes zelf, en zulks bij voorkeur, hetzij aan de hand van saldo^biljetten, waarop de stand der rekeningen door het Bestuur is aangegeven, en die door de houders der boek jes worden teruggezonden. De uitslag van dit jaarlijksch onderzoek moet uit een onderteek kende verklaring in de spaaren voorschot- boekjes en in de boekjes voor loopende reke* ning of uit de saldo=biljetten blijken. Hoe moet dus deze controle geschieden? Iedereen, die met de boerenleenbank handelt, heeft een rekening in een der Grootboeken. Grootboek I bevat de rekening van iederen inlegger in de spaarbank; Grootboek II bevat den stand der rekening van iede* ren voorschotnemer, en Grootboek 111 den stand van de loopende rekeningen. Al deze rekeningen moeten op 31 December worden afgesloten, maar kunnen ook op ieder willekeurig oogen* blik opgemaakt worden. Want in die rekening staan 511

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1922 | | pagina 3