510
Toezicht der plaatselijke boerenleenbank kan zien, of
de boeken der plaatselijke boerenleenbank geheel in
overeenstemming zijn met de boeken der Centrale Boe*
renleenbank.
Maar moeilijker is de controle over de ontvangsten
der plaatselijke boerenleenbanken.
Want als de kassier ontvangt:
1. spaargelden;
2. terugbetaling op voorschotten;
3. betalingen in loopende rekening,
dan geeft hij een bewijs, maar ontvangt er geen.
Als het Bestuur en de Raad van Toezicht de controle
houden, dan kunnen zij wel in het Dagboek zien, wat
er als ontvangsten geboekt is, maar zij kunnen uit het
Dagboek onmogelijk zien, of de kassier vergeten heeft,
een ontvangst te boeken.
Wel zal dan bij het nazien der kas blijken, dat er
geld te veel in kas is, en dat er een ontvangst niet ge*
boekt is; maar als de kassier zich niet meer herinnert,
wie geld in de boerenleenbank gebracht heeft, dan krijgt
men verschil tusschen de boeken der boerenleenbank
en de bedragen die bijvoorbeeld, in de spaarboekjes ge
noteerd staan.
En denk eens, wat een oneerlijke kassier zou kunnen
doen, als er geen controle bestond op de ontvangsten?
Als een kassier oneerlijk wil zijn, dan kan hij eene
inlage in de spaarbank van bijvoorbeeld duizend gul*
den wel aanteekenen in het spaarboekje maar niet in
het Dagboek. Als hij dan die duizend gulden in zijn
zak steekt, kan het Bestuur dat niet uit de boeken zien.
Maar zijne oneerlijkheid blijkt onmiddellijk, als het
spaarboekje door het Bestuur gecontroleerd wordt.
Nu moge men van geen enkelen kassier veronderstel*
len, dat hij zelfs maar denkt aan oneerlijkheid; maar
waar oneerlijkheid zoo gemakkelijk mogelijk is, is het
Bestuur niet verantwoord, als het de controle nalaat en
verwaarloost.
En iedere kassier, die prijs stelt op zijn goeden naam,