522
den Poolschen Mark, zoo goed als niets meer waard
zijn. Toen de Poolsche Mark in verhouding tot den
Duitschen het laagst stond einde September 1921
ontving men voor 100 Poolsche Marken 1.501.80 Duit*
sche Marken, zoodat men voor 100.000 Poolsche Marken
slechts 15001800 Duitsche Marken ontving.
Aan zulke ellendige koersen zijn vele millioenen Pook
sche Marken gewisseld, omdat degenen, die naar
Duitschland wegtrokken, toch Duitsch geld moesten
hebben. En daarbij kwam nog, dat er in 1919 in Polen
eene Wet was aangenomen, waarbij bepaald werd, dat
de Poolsche Mark gelijk is aan de Duitsche. Hierdoor
moet een Duitscher, die vroeger 100.000 Duitsche Mar*
ken op Hypotheek geleend had, zich tevreden stellen
met een terugbetaling van 100.000 Poolsche Marken.
Wie einde September 1921 zulke hypotheekschuld terug*
ontving, had een schade van ongeveer 98.500 Duitsche
Mark. Maar de waarde van het goed, waarop de hypo*
theek rustte, was enorm gestegen, zoodat de eigenaar
dubbel voordeel had.
In Polen heeft men reeds alles medegemaakt, wat men
thans in Duitschland beleeft; wij zijn Duitschland één
jaar op dit gebied vooruit, en zijn reeds aan veel gewoon
geraakt. En de slechte uitwerkingen van den valuta*nood
zijn bij het vereenigingswezen, en in 't bijzonder bij de
crediet=vereenigingen (boerenleenbanken) al duidelijk te
bespeuren.
Hoe toonen zich deze uitwerkingen, en wat is er tegen
te doen?
Dalende valuta brengt noodzakelijk stijgende prijzen.
Alle onkosten worden hooger: porto, papier, reizen, sa*
larissen, enz.
Iedere vereeniging, die grondstoffen verwerkt, of han*
del drijft is in het voordeel tegen eene boerenleenbank,
die zich enkel op geldhandel toelegt; want bij de eerste
soort van vereenigingen worden de meerdere onkosten
op het product of op de waren verhaald. De aan* en