521
naamde overwinnende staten zijn het Noord*Amerika
en Engeland, die tengevolge van de hooge valutasstand
nood lijden. Hier, evenals bij eenige neutrale landen
Zwitserland, Nederland, enz. heerscht, tengevolge
van den hoogen valutasstand, teruggang in de bedrijven
en eene reusachtige werkloosheid. Een middentoestand
zien wij in Frankrijk en België. Daar is het bankpapier
in den vóóroorlogstijd gelijk aan het Zwitsersche, nog
maar één derde van de waarde in Zwitserland.
Valutasnood in engeren zin, bestaat hoofdzakelijk in
Rusland, DuitschsOostenrijk, Polen en Duitschland.
Voor Duitschland is het een zwakke troost, dat er
in Europa nog landen zijn, waarin het bankpapier nog
minder waarde heeft, dan het duitsche.
Wat de Russische SovjetsRegeering betreft, dit land
neemt, wat de ineenzinking van het geldwezen aangaat,
een éénige plaats in. De goudroebel, die vóór den oorlog
een waarde had van ongeveer 1.20 vertegenwoordigde:
den 15 Juli 1922 1.200.000 sovjetsroebel
den 25 September 1922 3.700.000 sovjetsroebel
den 15 October 1922 4.500.000 sovjetsroebel
Vóór korten tijd kon men in de couranten lezen, dat
te Petersburg eene nieuwe brouwerij was geopend, die
in staat was een klein fleschje bier van 1j2 liter te leveren
tegen.... vier millioen roebel! In Hollandsch geld ons
geveer één gulden.
Terstond na Rusland volgt het arme DuitschsOosten*
rijk, en dan Polen.
Bij den val van de Poolsche valuta is Duitschland
nauw betrokken. De honderdduizenden Duitschers, die
uit de van Polen afgestane gebieden van de provincies
Posen en Westpruisen reeds naar Duitschland verhuisd
zijn, kunnen van ondervinding spreken. En duizenden
Duitsche staatsburgers, die nimmer in de afgestane ges
bieden gewoond hebben, hebben in deze, thans tot Polen
behoorende streken, spaargelden, bankdeposito's of hys
potheken te vorderen, of zij bezitten pandbrieven van de
Posener Landschaft, die voorheen tot de meest soliede
beleggingen behoorden, maar thans, wegens den val van