504
Uit de volgende tabel kan men zien, dat de uitleenins
gen of gegeven voorschotten in vergelijking met 1914
tot 1919 afnamen, om in 1920 belangrijk te stijgen:
Voorschotten 1914 1916 1918 1919 1920
in millioenen Mark
1. in loopende Rekes
ning 566 499 575 690 967
2. op vasten termijn 1147 1123 1050 990 1035
Totaal 1713 1622 1625 1680 2002
Het geld, dat de plaatselijke boerenleenbanken niet
aan hare leden als voorschot kunnen plaatsen, wordt
voor het overgroote gedeelte aan de verschillende Cens
trale Banken toevertrouwd. Het andere gedeelte wordt
op hypotheek of in waardepapieren belegd.
Volgens bovenstaande cijfers hadden de boerenleens
banken, waarover de statistiek loopt, in het jaar 1920:
ontvangen als spaargelden of in loos
pende Rekening, en bezaten zij als
aandeelenkapitaal of reserven M. 7.192.000.000
er was uitgeleend M. 2.002.000.000
Blijft M. 5.002.000.000
Hiervan was bij de Centrale Banken
belegd M. 3.889.000.000
zoodat op andere wijze belegd was M. 1.113.000.000
In de verschillende jaren hadden bovenbedoelde boes
renleenbanken bij de Centrale Boerenleenbanken bes
legd of van haar geleend:
1914
1916
1918
1919
1920
in millioenen
Mark.
Belegd
277
730
1929
2692
3889
Geleend
108
60
17
31
59
meer belegd dan
ges
leend
169
670
1912
2661
3830
De Boerenleenbanken in Duitschland hebben alle een
eigen aandeelenkapitaal, ook bij de onbeperkte aanspras