503
aandeelenkapitaal Mark 69.000.000
Reserven 91.000.000
5.326.000.000
1.647.000.000
59.000.000
Spaargelden
ontvangsten in loopende Rek.
Geleend bij de Centrale Banken
Totaal Mark 7.192.000.000
Een vergelijking met de cijfers van vroegere jaren
doet de geregelde toename zien, met uitzondering van de
schuld bij de Centrale Boerenleenbanken; hoe meer de
spaargelden toenamen, des te minder had men voor*
schotten van de Centrale Bank noodig.
1914
1916
1918
1919
1920
in millioenen Mark.
Aandeelenkapitaal
35
39
41
50
69
Reserven
63
78
95
91
91
Spaargelden
1660
2127
3584
4092
5326
Ontvangsten in loo*
pende Rekening
240
430
833
1002
1647
Geleend bij de Cen*
trale Banken
115
60
18
31
59
Totaal
2113
2734
4571
5266
7192
Uit deze statistiek blijkt, hoezeer de boerenleenban*
ken door de landelijke bevolking vertrouwd worden,
maar tevens, hoe het Duitsch geld minderwaardig is ge*
worden, waardoor het mogelijk werd, dat in één jaar
1 milliard en 234 millioen Marken meer in de spaarbank
konden ingelegd dan terugbetaald worden.
Zeer terecht brengt de landelijke bevolking hare
spaargelden bij de boerenleenbanken, wijl deze daardoor
op hare beurt wederom dezelfde bevolking aan crediet
kan helpen.
Door de bovengenoemde boerenleenbanken waren in
1920 aan de leden uitgeleend:
leeningen op vasten termijn: Mark 1.035.000.000
in loopende Rekening 967.000.000
Totaal 2.002.000.000