489
door het Bestuur, en bij de andere boerenleenbanken
door den Directeur.
De ondervinding heeft geleerd, dat het zoo moeilijk
is, om de onderteekening van het Bestuur te verkrijgen,
en daarom hebben de boerenleenbanken, die volgens
de Wet van 1855 zijn opgericht, alleen de onderteeke*
ning gevorderd van den Directeur der boerenleenbank.
Het kan echter voorkomen, dat het Bestuur weigert,
om de opzegging in het Register in te schrijven.
Wat dan?
Dit geval is in de Wet op de Coöperatieve Vereenb
gingen voorzien, en eveneens in de Statuten van alle
boerenleenbanken.
De Wet op de Coöperatieve Vereenigingen zegt:
Art. 14.
Bij weigering van het Bestuur, om tot de
in het vorige artikel bedoelde inschrijving
mede te werken, wordt de verklaring afgelegd
ter griffie van het kantongerecht, in welks ge
bied het kantoor der vereeniging is gevestigd.
De griffier maakt daarvan procesverbaal
op.
Binnen 24 uren zendt de griffier bij aange-
teekenden brief afschrift van dit procesver
baal aan het bestuur.
Het Bestuur is verplicht dat afschrift vast
te hechten aan, en daarvan tevens onmiddeU
lijk aanteekening te houden in het bij art. 11
bedoelde register.
Het procesverbaal en het afschrift zijn vrij
van zegel en registratiekosten.
Terecht heeft de wetgever gewild, dat de kwade wil
of de nalatigheid van een Bestuur niet oorzaak kunnen
zijn, dat een lid eener coöperatieve vereeniging in de
1) Waar in de Coöperatie«wet gesproken wordt van „Bestuur"
moet door het gehcele Bestuur geteekend worden, volgens een arrest
van den Hoogen Raad van den 6 November 1919 (Nederl. ,Turis«
prudentie 1919, bl. 1181)