490 onmogelijkheid zou komen, om zijn lidmaatschap op te zeggen. En daarom kan zulk lid zijne opzegging doen ter griffie van het kantongerecht, als het Bestuur de inschrving in het Ledenregister weigert. Aan de leden der boerenleenbanken, opgericht vol* gens de wet van 1855, dient dezelfde bevoegdheid ge* geven te worden, als aan de leden der coöperatieve boerenleenbanken. En deze bevoegdheid is hun dan ook verleend bij de Statuten. Maar wijl men bij deze boerenleenbanken geen ge* bruik kan maken van de griffie van het Kantongerecht, heeft men aan de Centrale Boerenleenbank de rol toe* bedacht die bij de coöperatieve boerenleenbanken de griffie vervult. In de Statuten der boerenleenbanken luidt ART. 10 verder: Bij weigering van den Directeur om tot de inschrijving mede te werken, wordt de ver* klaring bij aangeteekend schrijven toegezom den aan het Bestuur der Coöperatieve Cen* trale Boerenleenbank, waardoor het lid der tig dagen na de verzending van het schrijven als uitgetreden moet worden beschouwd. Na ontvangst van een bericht van wege het Be stuur der Coöperatieve Centrale Boerenleem bank, dat eene verklaring als voormeld door dat Bestuur is ontvangen, behoort het Bestuur der Boerenleenbank te zorgen, dat aanteeke ning van dat bericht geschiedt in het gemelde register, naast den naam van het uittredend lid, met vermelding van den dag, waarop ge* noemde termijn van dertig dagen verloopt. Waneer iemand uit het lidmaatschap ontzet wordt, moet eveneens, wil de ontzetting gevolgen hebben, deze ontzetting in het Register zijn aangeteekend. De Statuten der boerenleenbanken hebben ook hier de Coöperatie*wet gevolgd.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1922 | | pagina 10