453 van derden 2e gelegenheid te geven om geld veilig te beleggen en 3e om een fonds te vormen, welke werk* zaamheden in artikel 47 nader worden omschreven als het aanwerven van het noodige bedrijfskapitaal door middel van in en uitleenen en het stellen van zekerheid niet om winsten te maken, maar om den stoffelijken en zedelijken toestand der leden te verbeteren; Overwegende nu dat gedaagde in de eerste plaats heeft betoogd, dat eischeresse is koopman op grond van artikel 2 en 3 Wetboek van Koophandel Overwegende, dat echter die meening niet juist is, daar volgens artikel 3 onder de daden van koophandel wordt verstaan, het koopen van waren, om zelve weder te verkoopen en het hierboven geschetste bedrijf van eischeresse met het koopen van waren niets gemeen heeft, waaruit volgt, dat hare daden geen daden van koophandel zijn volgens artikel 3 en zij dus geen koop* man is volgens artikel 2; Overwegende dat gedaagde in de tweede plaats be* weert, dat eischeresse koopman is op grond van artikel 4. 1" en 3" Wetboek van Koophandel; Overwegende, dat het door gedaagde aangehaalde artikel 4, lo Wetboek van Koophandel waarschijnlijk op een vergissing berust, daar blijkens hare Statuten het bedrijf van commissionaire aan eischeresse ten eene malen vreemd is, daar gedaagde wel zegt, dat tot den werkkring van eischeresse behoort wissels te discon* teeren en te incasseeren, maar daarvan uit de statuten niets blijkt, en gedaagde daarvoor na de ontkenning van eischeresse ook geen bewijs heeft aangeboden; Overwegende, dat dus alleen overblijft, artikel 4, 3" Wetboek van Koophandel en van de daar genoemde per= sonen hier alleen in aanmerking zouden kunnen komen bankier en kassier; Overwegende echter, dat naar het oordeel der Recht* bank, het bedrijf van eischeresse, enkel bestaande in het opnemen van geld en het weder uitleenen van geld, voor een kleinen kring van landbouwers, en alleen om

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1922 | | pagina 9