435 II. Of een der hier gemelde gevallen aam wezig is, wordt door het Bestuur beslist, bet houdens beroep op den Raad van Toezicht. Uit bovenstaand artikel volgt, dat enkel het Bestuur een lid kan ontzetten van het lidmaatschap. Aan het Bestuur immers, is de leiding der boerenleenbank op* gedragen. Maar niet alle leden kunnen door het Bestuur ontzet worden. Wanneer een lid gekozen is tot lid van het Bestuur, tot lid van den Raad van Toezicht of tot Kas* sier, dan kan alléén de Algemeene Vergadering zulk lid van het lidmaatschap ontzetten, zooals uitdrukkelijk in Art. 6 bepaald wordt. Men lette er wel op, dat in dit artikel gezegd wordt, dat het Bestuur kan ontzetten in de hierna volgende gevallen, en niet, dat het Bestuur moet ontzetten, als deze gevallen aanwezig zijn. Aan het Bestuur is dus de vrijheid van beslissing gelaten om te handelen, zooals in ieder voorkomend geval het beste zal wezen. Welke zijn nu de gevallen, waarin het Bestuur een lid kan ontzetten? 1. als een lid aan de vereischten in Art. 3 gesteld, niet meer voldoet. Welke zijn deze vereischten? In de modeRStatuten vinden we de volgende ver* eischten: a. dat men godsdienst, huisgezin en eigendomsrecht in christelijken zin als de grondslagen der samenleving erkenne, en zijn gedrag daarnaar regele. Wanneer alzoo iemand zich vrijdenker verklaart, en daardoor den godsdienst in christelijken zin niet meer erkent als een der grondslagen van de samenleving, dient hij ontslgen te worden als lid eener boerenleen* bank; eveneens als iemand zich als socialist of commu* nist aandient, want dan erkent hij huisgezin en eigen* domsrecht in christelijken zin niet meer als de grond* slagen der samenleving. Maar er staat ook: „dat men zijn gedrag naar deze

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1922 | | pagina 3