421 2. wanneer eene crediehopening bij de Centrale Boe* renleenbank door eene plaatselijke boerenleenbank ge» vraagd wordt, zal deze plaatselijke Boerenleenbank 1 aandeel nemen van duizend gulden met de daaraan ver* bonden aansprakelijkheid voor iedere 20.000 crediet of gedeelte ervan. Alvorens de discussie geopend wordt, werd door het Bestuur medegedeeld, dat het voorstel in dien zin ge» wijzigd was, dat het Bestuur ontheffing kan verleenen van het nemen van meerdere aandeelen, indien en voor zoover eene bijzonder dekking van dit crediet aan* wezig is, bijvoorbeeld, als de plaatselijke boerenleen» bank effecten in onderpand kan geven, enz. Bij de discussie over dit voorstel werden verschillende vragen gesteld. Een paar afgevaardigden vroegen, of het voor een kleine boerenleenbank niet wat veel was, bij de 3 aan» deelen nog de gevraagde aansprakelijkheid te voegen. Een andere afgevaardigde meende dat het beter was, dat iedere boerenleenbank 4 aandeelen met de daaraan verbonden aansprakelijkheid zou nemen, in plaats van het nemen van meerdere aandeelen bij crediet=opening. Nog werd gevraagd of het niet wenschelijk was geen meerdere aandeelen meer te vorderen, als het crediet een zekere hoogte bereikt had. Van de Bestuurstafel werd hierop geantwoord, dat het doel van dit voorstel was, om de Centrale Boerenleen» bank op nog hechtere grondslagen te vestigen. Er waren natuurlijk verschillende wegen, die hiertoe konden leiden, maar het Bestuur moest eene keuze doen, die het meest billijk leek. Men was van oordeel dat geene boerenleenbank zóó klein was, dat zij in de Centrale Organisatie geen deel kon nemen voor de gevraagde zes duizend gulden, n.1. drie duizend gulden voor de aandeelen en drie duizend gulden voor de aansprakelijkheid. Als er kwestie was van oprichting eener boerenleenbank, waarvoor deze

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1922 | | pagina 9