424
dan zou het toch billijk zijn, dat er aandeelen van die
kleinere boerenleenbank aan eene andere overgedragen
werden ook al zou de grootere boerenleenbank al van
vroegeren datum dat ééne aandeel beschikbaar hebben.
Door een der afgevaardigden werd de vraag gesteld,
of de boerenleenbanken verplicht waren aandeelen te
nemen naar het thans bestaande crediet, of wel, dat ge*
legenheid zou gegeven worden, om het crediet alsnog te
verminderen.
Van de Bestuurstafel werd hierop geantwoord, dat
deze gelegenheid aan de boerenleenbanken zou gegeven
worden.
Na deze toelichtingen werd het Bestuursvoorstel aam
genomen.
Vorming eener gemeenschappelijke Reserve.
Ook dit punt werd in de vorige Mededeelingen uit*
voerig toegelicht.
Bij de behandeling bleek, dat verschillende afgevaar*
digden bezwaar hadden tegen de storting in dit gemeen*
schappelijk Reservefonds van 10 pet. der winst van de
boerenleenbanken. Verschillenden waren van meening,
dat het wenschelijk was, dat de plaatselijke boerenleen*
banken slechts 5 pet. zouden storten in dit Gemeen*
schappelijk Reservefonds, om aldus haar eigen Reserve*
fonds grooter te doen zijn.
Van de Bestuurstafel werd uiteengezet, dat de idee,
die bij het indienen van dit voorstel had voorgezeten,
de wensch was, om een nog nauweren band te krijgen
tusschen de Centrale Boerenleenbank en de aangesloten
boerenleenbanken. De Centrale Boerenleenbank en de
aangesloten boerenleenbanken zouden ieder van haar
kant een gedeelte van hare winst storten in een Gemeen*
schappelijk Reservefonds, en wie het eerst eraan be*
hoefte had wegens uitputting van haar Reservefonds,
zoude eruit kunnen putten.
Iedere plaatselijke boerenleenbank zoude uit dat Ge*