380 Tenslotte zij er nogmaals op gewezen, dat het Bestuur elk geval van eindigen van het lidmaatschap op de ge* bruikelijke wijze ter kennis van de Centrale Boeren* leenbank moet brengen. De toetreding van vereenigingen tot het lidmaatschap der Boerenleenbank. Artikel 3, derde lid van de Statuten der Boerenleen* bank bepaalt, dat rechtspersoonlijkheid bezittende ver* eenigingen, ten bate van den landbouw opgericht, als ge* wone leden tot de Boerenleenbank kunnen worden toe* gelaten. Het eerste vereischte is dus, dat de vereeniging rechts* persoonlijkheid bezit. Is zij eene vereeniging erkend vol* gens de wet van 1855, dan moeten haar Statuten konink* lijk zijn goedgekeurd. Is zij eene coöperatieve vereeni* ging, dan moet haar oprichtingsakte notarieel zijn ver* leden en moeten haar Statuten alle bepalingen bevatten, welke de wet op de Coöperatieve Vereenigingen van 1876 daarvoor op straffe van nietigheid aanwijst. Deze Statuten moeten daarenboven in de Staatscourant zijn openbaar gemaakt. Ook voor het overige moet de ver* eeniging voldoen aan de eischen der wet. Een tweede vereischte is, dat de vereeniging zij opge* richt ten bate van den landbouw. Nu en dan blijkt, dat op dit punt begripsverwarring bestaat, waardoor men den landbouw vereenzelvigt met de landbouwers. Hier moet echter onderscheid worden gemaakt. Eene veree* niging bijvoorbeeld, welke ten doel heeft, om langs coö* peratieven weg een winkelzaak te drijven, en, gevestigd in een streek van uitsluitend landbouwers, door en voor landbouwers wordt geleid, is daardoor niet eene vereeniging, opgericht ten bate van den landbouw. De landbouw als zoodanig is er niet mede gebaat. Deze vereeniging kan daarom ook niet tot de Boeren* leenbank worden toegelaten.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1922 | | pagina 8