350 Alhoewel zij dus de kosten tot het streng noodzake* lijke moesten beperken, bouwden onze architecten woonhuizen volgens de voorschriften der gezondheids* leer en hoeven beantwoordend aan de huidige eischen van het landbouwbedrijf, daarbij de regels van den goe* den smaak en van de sierlijkheid niet uit het oog ver* liezend. Evenzeer als onze bouwdienst, stond de West*Vlaam* sche Bouwvereeniging vóór meer dan gewone moei* lijkheden. Het was geen gemakkelijke taak, na den Win* ter van 19191920, een 200*tal landelijke woningen en ver uiteenliggende hoeven op te bouwen in de gansch doorwoelde frontstreek of in de aanpalende meer dan half vernielde en nog zeer schaars bewoonde dorpen. Op vreemde hulp kon de aannemer, die voor het uit* voeren van het werk instond, al bitter weinig rekenen: niet overal vond hij een dak om zijn arbeiders te her* bergen; zelfs toen de wegen min of meer hersteld waren, had hij vaak weinig of geen gelegenheid om bouwstof* fen en materiaal te doen vervoeren en menigmaal was het voor hem een heele bekommering hoe ter plaatse toezicht te gaan uitoefenen. En toch ondernam de West*Vlaamsche Bouwvereeni* ging de 200 gebouwen met de verplichting die tegen 31 December 1920 of kort daarna af te maken. Voor 10 gebouwen werd de uitvoering verschoven of het on* dernemingscontract om de een of andere reden te niet gedaan; voor 190 ging het in 1920 bepaald door en op het einde van 1920 waren 153 gebouwen volledig afge* werkt en bewoond, 34 stonden onder dak, 3 waren pas begonnen; 79 van die 190 gebouwen waren hoeven, 86 landelijke woonhuizen, 18 werkmanswoningen op het land; zij liggen verdeeld over 26 gemeenten. Ondanks alle moeilijkheid kon de Bouwvereeniging al de haar toevertrouwde gebouwen optrekken met een vermenigvuldiger die schommelt tusschen 3 en 5. Al wie met den na*oorlogstoestand in de bouwnij* verheid vooral op het oude front, niet onbekend is,

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1922 | | pagina 10