333 Nemen wij een voorbeeld: Veronderstel, dat eene Boerenleenbank een verlies heeft van 10.000, bijvoorbeeld door daling van effect ten, of door dat een groot voorschot noch door den voorschotnemer, noch door de borgen, kan worden te* rugbetaald. Het Reservefonds is reeds uitgeput. Nu zou* den enkele leden kunnen zeggen: „als ik nu maar spoe* dig uittreed, dan betaal ik vijf gulden boete, en ik ben „van alles af, want ontbinden zullen ze de Boerenleen* „bank toch niet doen." Halt! zegt dan deze bepaling. U wilt uittreden goed, wij kunnen het niet ver* hinderen. Maar dan zult U ook onmiddellijk uw aandeel in het verlies betalen. Als er honderd personen lid zouden zijn, dan zou er, bij een verlies van 10.000, per persoon 100 moeten be* taald worden. Zoodat in zulk geval iemand, die uittreedt, behalve zijn 5 boete, daarenboven nog 100 zou bèta* len, als zijn aandeel in het verlies. Het zal voor hem dan voordeeliger zijn, om maar niet uit te treden, want de Boerenleenbank zal metter* tijd dat verlies wel kunnen inhalen, en blijft er verlies, dan moet hij het toch eenmaal betalen, en hij kan dus evengoed afwachten, of het verlies niet teruggewonnen wordt. Men ziet dus, dat deze bepaling zeer billijk is, en be* vorderlijk voor het rustig voortbestaan der Boeren* leenbank, ook al zou er onverhoopt een verlies komen. Maar wel volgt uit deze beschouwing, dat het Bestuur eener Boerenleenbank veel' zorg moet dragen, om de Balans zoo goed en volledig mogelijk samen te stellen, opdat deze den juisten toestand der Boerenleenbank weergeeft. Want als de Balans een verlies of een winst zou aan* wijzen, die er niet is, dan zoude men onbillijk zijn, of ten opzichte van een lid dat uittreedt, of ten opzichte van degenen, die leden blijven. Ook hier ziet men wederom de groote waarde van

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1922 | | pagina 9