329 2. Het lidmaatschap, en daardoor alle recht op de kas en de eigendommen der Boeren- leenbank gaat verloren: le. door vrijwillige uittreding; 2e. door den dood, of voor vereenigingen, doordat zij ophouden te bestaan; 3e. door ontzetting. 3. Behoudens de aansprakelijkheid, be doeld in Art. 12, brengt het verlies van het lidmaatschap voor het betrokken lid of zijn rechtopvolgers mede: le. verplichting tot onmiddellijke algeheele teruggave der van de Boerenleenbank ge leende gelden, en betaling der kosten, val lende op de gerechtelijke of buitengerechtei lijke invordering daarvan; 2e. verplichting om de Boerenleenbank te ontheffen van hare verbintenissen, welke zij door het stellen van zekerheid voor het be trokken lid heeft aangegaan; 3e. verplichting tot betaling van zijn aandeel in de verliezen der Boerenleenbank op het einde van het boekjaar, waarin zijn lidmaats schap eindigt, zooals die zullen worden vasts gesteld door de Algemeene Vergadering, bij de goedkeuring van de desbetreffende Ba= lans. In Art. 7 wordt eerst en vooral de aard van het lid* maatschap aangeduid, namelijk, dat dit lidmaatschap persoonlijk is, en dus als het ware aan den persoon „vastzit". Daaruit volgt vanzelf, dat een lid zijn lidmaats schap niet aan een ander kan overdragen, zooals, bij== voorbeeld, wel gebeuren kan met een aandeel in eene Naamlooze Vennootschap. En eveneens volgt eruit, dat dit lidmaatschap niet bij erfenis overgaat op de erf= genamen, op wie anders alle rechten en verplichtingen van den erflater overgaan. Bij de Boerenleenbanken gaan enkel de verplichtingen, niet de rechten van het lidmaatschap op de erfgenamen over.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1922 | | pagina 5