327
Nu is het zeer begrijpelijk, dat het goed hart wederom
zegt: „zouden wij, door middel onzer boerenleenbanken,
„deze industriesarbeiders of mijnwerkers niet kunnen
„helpen aan een eigen woning?" Vooral is deze vraag ge*
wettigd voor zulke arbeiders, welke jaren lang hunne
spaarpenningen naar de boerenleenbanken brachten, en
eindelijk kans zien, om met deze spaarpenningen en
een klein voorschot een eigen huisje te koopen.
Maar.... het verstand moet hier den juisten weg
leeren. En dan zal men al spoedig inzien, dat dit
soort van crediet niet thuis behoort bij onze boerem
leenbanken.
Want als men crediet gaat verleenen aan een arbeider,
om een eigen huis te koopen, waarom dan niet met
veel meer reden aan een landbouwer of tuinder crediet
verleend, om eigen boerenhoeve of land aan te koopen?
En toch weten wij maar al te goed, dat eene boerenleens
bank onmogelijk grondcrediet kan verleenen, wijl dit
pas na lange jaren kan terugbetaald worden, terwijl de
boerenleenbank slechts over spaargelden beschikt, die
binnen korten termijn kunnen opgevraagd worden.
Maar nog een ander gevaar schuilt in het voorschotten
geven aan industriesarbeiders door de boerenleenbans
ken.
Want als deze arbeiders leden zijn der boerenleens
banken, en dus ook het recht hebben de bestuursleden
en leden van den Raad van Toezicht te kiezen, zou de
mogelijkheid bestaan, dat het Bestuur en de Raad van
Toezicht voor een groot gedeelte uit arbeiders zou sas
mengesteld worden. Maar dan zouden al spoedig de
boeren, die toch door hun bezit de soliditeit aan eene
boerenleenbank geven, als lid bedanken en dan zou men
boerenleenbanken kunnen krijgen, die geen voldoenden
grondslag meer hadden, en noodzakelijkerwijze zouden
verdwijnen.
In het belang der boerenleenbanken dient men dus
zorgvuldig er voor te waken, dat geen industriesarbeis
ders of mijnwerkers leden worden eener boerenleens
bank, of er voorschot ontvangen.