314 Voor iedere belegging moet het Bestuur der Centrale Boerenleenbank toestemming geven. Dit volgt uit de volgende artikelen: Art. 8 der Statuten zegt: Elk lid (d. i. elke boerenleenbank) is ven plicht: 4. toestemming te vragen aan het Bestuur, tot het aangaan van gewichtige verbintenis sen, bij Huishoudelijk Reglement te bepalen. In het Huishoudelijk Reglement zijn nu de verschillen» de handelingen opgenomen, welke tot „gewichtige ven bintenissen" gerekend worden, en wel in art. 6 dat luidt: Onder gewichtige verbintenissen, bedoeld bij Art. 8 sub. 4. der Statuten, worden he» grepen: 2. het beleggen van gelden. Alvorens men dus gelden belegt dat wil zeggen uitleent aan vereenigingen of personen, die geen le» den zijn der boerenleenbank, of ook zelfs aan leden, maar voor doeleinden, die niet met den landbouw in verbinding staan, of wel effecten en waardepapieren koopt, moet men verlof gekregen hebben van het Bestuur der Centrale Boerenleenbank. Indien dit verlof niet aangevraagd of verkregen is, wordt er gehandeld tegen de Statuten, en zullen dus de bestuurders der plaatselijke boerenleenbank ter verant» woording kunnen geroepen worden, vooral als er door deze beleggingen schade voor de boerenleenbank zou ontstaan zijn. Wanneer er evenwel sprake is van het beleggen van gelden, dan heeft men daarmede bij onze Boerenleen» banken ook nog wel iets anders op het oog. Zooals men weet mogen juist vanwege de directe op» vorderbaarheid der spaargelden, door de Boerenleen» banken slechts bedrijfscredieten worden verschaft, die uit den aard der zaak geacht worden niet van zoo lan»

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1921 | | pagina 6