313
vraagd en bekomen heeft voor den tijd van twee jaar
Geruimen tijd later wordt echter door een geheel on*
voorziene omstandigheid, b.v. door den verkoop van
groote landerijen, zoovele spaargelden opgevraagd, dat
de boerenleenbank niet meer voldoet aan art. 8 van het
Huishoudelijk Reglement, en dus de gelden bij de Ge*
meente zou moeten terugvorderen, hoewel er wellicht
nog maar een half jaar behoeft te verloopen, vooraleer
de Gemeente zal terugbetalen. In zulke gevallen zal eene
uitzondering op den regel zeker gewettigd zijn, en daar*
om is dan ook aan het Bestuur der Centrale Boerenleen*
bank de bevoegdheid gegeven, om ontheffing van deze
verplichting te geven, zooals blijkt uit het 2e lid van
art. 8:
2. Het Bestuur der Coöperatieve Centrale
Boerenleenbank kan in bijzondere gevallen
vrijstelling verleenen.
Uit het bovenstaande volgt, dat het gemakkelijk kan
voorkomen, dat de Centrale Boerenleenbank aan de
ééne plaatselijke boerenleenbank toestaat, wat zij aan
de andere moet weigeren. Als bijvoorbeeld een Gemeen*
tebestuur eene leening aanvraagt bij een boerenleen*
bank, die alle, of minstens twee derde, der spaargelden
reeds aan voorschotten bij de eigen leden heeft vastzit*
ten, dan heeft deze boerenleenbank geen geld te be*
leggen, en kan dus de Centrale Boerenleenbank niet
toestaan, dat deze boerenleenbank toch het geld aan de
Gemeente zou uitleenen. Daarentegen kan dit verlof
wel gegeven worden, aan eene Boerenleenbank, die meer
dan één derde der spaargelden bij de Centrale Boeren*
leenbank heeft belegd.
Het is dus niet de Centrale Boerenleenbank die met
twee maten meet, maar de ééne maat moet volgens
de verschillende omstandigheden verschillend worden
toegepast.
Bij beleggingen moet steeds de voorwaarde gemaakt worden, dat de
leening met korten termijn opzegbaar is.