311
rente gaven, dan de Centrale Boerenleenbank voor het
gedeponeerde vergoedde, niet bedenkende, dat de ef*
fecten kunnen dalen en dan meer verlies geven, dan de
winst der hoogere rente bedraagt.
En dat dit geen theorie, maar soms treurige werke*
lijkheid is, kan men bij enkele boerenleenbanken zien.
Zoo bijvoorbeeld, is er eene boerenleenbank, die over
1919 meer dan 8000.- verlies had op haar effecten*
fonds, en hoewel zij al lang bestaat, tengevolge daarvan
geen reservefonds meer had, zelfs nog eenig verlies;
eene andere verloor op haar effectenfonds ruim 5000.
waardoor haar reservefonds ook meer dan uitgeput was.
Nu kunnen deze fondsen wel weer stijgen en zijn sinds
dien ook gestegen, maar men ziet toch hieruit, hoe wis*
selvallig zulk effectenbezit is.
Om deze verschillende redenen is toen door de Alge*
meene Vergadering aan het Huishoudelijk Reglement
der Centrale Boerenleenbank het volgend artikel toege*
voegd:
Art 8.
1. De Boerenleenbanken zijn verplicht
minstens één derde van de ingelegde gelden
aan de Coöperatieve Centrale Boerenleem
bank in loopende Rekening te geven, tenzij
zij deze gelden als voorschot of in loopende
rekening bij de leden kunnen plaatsen.
Met een voorbeeld zullen wij deze bepaling duidelijk
maken.
Veronderstel er is eene boerenleenbank die 300.000
aan spaargelden ontvangen heeft.
Van deze 300.000 moet dan 1k of 100.000 bij de Cen*
trale Boerenleenbank in rekening*courant gegeven wor*
den, tenzij de boerenleenbank dit geld noodig heeft,
om aan hare eigene leden bedrijfsvoorschotten, of gelden
in rekening*courant te geven.
Indien nu de Boerenleenbank voor hare eigene leden
b.v. 150.000 noodig heeft, dan zal er nog 50.090 over*
blijven, welke noch voor hare eigen leden noodig zijn,