318 Wanneer iemand als lid van de boerenleenbank is aan= genomen, kan hij om gewichtige redenen van het lid= maatschap ontzet worden. Welke deze redenen zijn wordt aangegeven in art. 9. Op enkele uitzondereingen na, waarover in het 3e lid van dit artikel gehandeld wordt, kan enkel het Bestuur een lid uit zijn lidmaatschap ontzetten. Wanneer een lid ontzet is, heeft hij beroep op den Raad van Toezicht. Wordt zulk een beroep ingesteld, dan moet de Raad van Toezicht het geval onderzoeken. En zoude blijken, dat het Bestuur wegens onvoldoende redenen, of uit persoonlijke veete de ontzetting heeft uitgesproken, dan kan de Raad van Toezicht het besluit van het Bestuur vernietigen, en blijft dus die persoon lid van de Boeren- leenbank. Wat de termijn van veertien dagen betreft, hiervoor gelden dezelfde regelen, als hierboven voor het weige» ren van het lidmaatschap is aangegeven. Wij wezen er al op, dat er een paar uitzonderingen zijn, waarbij het Bestuur niet de bevoegdheid bezit, om een lid te ontzetten; en bij eenig nadenken zal men in= zien, dat het noodig was, deze uitzonderingen te maken. Volgens art. 15 moeten de leden van het Bestuur en van den Raad van Toezicht, en volgens art. 29 moet evens eens de Kassier uit de leden van de boerenleenbank ge kozen worden. En het is duidelijk, dat zij ook leden van de Boeren* leenbank dienen te blijven, zoolang zij in functie zijn, want bij hen berust de geheele leiding der boerenleen= banken, en daarom is het ook billijk, dat zij onbeperkt verantwoordelijk zijn, evenals de andere leden. Indien nu dit Bestuur een of meer leden van den Raad van Toezicht of zelfs een of meer der bestuursleden want bij een aantal van vijf bestuursleden kunnen 3 leden geldige beslissingen nemen uit het lidmaatschap van de boerenleenbank zouden kunnen ontzetten, dan zou men den dwazen toestand krijgen, dat iemand be«

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1921 | | pagina 10