281 voor iedere afzonderlijke handeling, waardoor de vrouw zich zou binden. Zoo moet dus de gehuwde vrouw, die lid wil worden van een Boerenleenbank, daartoe bijgestaan worden door haren man in persoon, ofwel schriftelijk (onder* handsch of notarieel) diens machtiging hebben ver* kregen. De aandachtige lezer zal hierbij ook wel aanstonds gedacht hebben aan de verleening van voorschotten aan personen, die onbekwaam zijn, om eene verbintenis aan te gaan, want bij het ter leen ontvangen van gelden moet eveneens eene verbintenis aangegaan worden. Wij komen daar later op terug, als gehandeld wordt over het verleenen van voorschotten. Maar bij deze gelegen* heid mag er reeds de aandacht op gevestigd worden dat nimmer voorschotten verleend mogen worden aan min* derjarigen, aan onder curateele gestelden, en aan ge* huwde vrouwen als deze niet gemachtigd zijn door haren echtgenoot. 3. dat men geen lid zij van een andere Boe renleenbank, die onbeperkte aansprakelijkheid van haar leden vordert. Deze bepaling is gemaakt, opdat iemand niet te veel aansprakelijkheid op zich zoude nemen, door van meer dan ééne boerenleenbank lid te worden, maar nog meer, opdat niet dezelfde persoon bij twee of meer boerenleen* banken voorschotten zoude kunnen opnemen en aldus de besturen der boerenleenbanken zoude bedriegen. 4. dat men zijn woonplaats hebbe binnen den kring der Vereeniging, aangeduid in Art. 1. Ook deze bepaling is duidelijk. Willen de leden elkan* der goed kennen en vertrouwen, dan dienen zij zeker niet te wonen buiten den kring, waarover de boerenleen* bank zich uitstrekt. Op deze regeling is slechts ééne uitzondering, die dan nog maar van tijdelijken aard is, en slechts kan voor*

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1921 | | pagina 5