280
plaats, dat het lid de onbeperkte aansprakelijkheid aan*
vaardt, zooals deze in de Statuten is geregeld.
Daaruit volgt van zelf, dat, wie lid wil worden, be=
kwaam of in staat moet wezen, om verbintenissen aan
te gaan.
Het Burgerlijk Wetboek zegt, in art. 1365: „Eenieder
is bevoegd, om verbintenissen aan te gaan, indien hij
daartoe door de Wet niet onbekwaam is verklaard."
Het volgende artikel gaat dan verder bepalen welke
personen onbekwaam verklaard worden, om verbinte*
nissen aan te gaan. Want art. 1366 zegt:
Onbekwaam om overeenkomsten te treffen zijn:
1. Minderjarigen;
2. Die onder curateele gesteld zijn;
3. Getrouwde vrouwen in de gevallen bij de Wet
voorzien, en in het algemeen, alle degenen, aan wie
de Wet het aangaan van zekere overeenkomsten
verboden heeft.
Hieruit volgt dus, dat het Bestuur, indien iemand zich
voor het lidmaatschap aanmeldt, moet toezien dat deze:
1. meerderjarig zij, namelijk den ouderdom van 21
jaren bereikt heeft;
2. niet onder curateele sta, hetzij wegens krankzin*
nigheid, zwakheid van vermogens, of wegens verkwist
ting.
3. indien het eene getrouwde vrouw betreft, bij;
gestaan wordt door haren man.
Het zou kunnen gebeuren, dat eene getrouwde vrouw
eene boerderij beheert, terwijl haar man eene be=
trekking bekleedt, (bijv. van ontvanger, rentmeester
enz.), en dat daarom de getrouwde vrouw lid wenscht te
worden eener boerenleenbank.
Dan heeft de getrouwde vrouw hiervoor de toesterm
ming noodig van haren man.
Volgens de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek
immers, mag de gehuwde vrouw, zelfs indien het haar
eigen goederen betreft, in het algemeen geen verbinte*
nissen aangaan zonder den bijstand van haar man bij de
behandeling zelf of zonder diens schriftelijke toestem;
ming, Deze machtiging geldt en moet gegeven worden