290 of der besluiten van de Vereeniging verschil ontstaat, daarover in de Algemeene Vergadering bij meerderheid der uitgebrachte geldige stemmen wordt beslist. Het zal wel duidelijk zijn, dat zulk een geval zich zoo goed als nooit zal voordoen en dat het zeer gevaarlijk zou wezen, indien de Algemeene Vergadering ter zake van zoodanig verschil een beslissing zou nemen zonder zich te voren van deskundige zijde terdege te laten voorlichten. Maar zeer zeker is genoemd Artikel niet toepasselijk op gevallen, waarin de statuaire bepaling, waarover het gaat, aan duidelijkheid niets te wenschen laat en een uitspraak der Algemeene Vergadering, „dat het zoo wel goed is", geen andere beteekenis zou hebben, dan dat de Algemeene Vergadering daardoor een met de Statuten strijdige handeling voor wettig verklaart, waartoe even* wel noch zij noch iemand anders de bevoegdheid heeft. In verband hiermede zouden wij nog op een ander misverstand willen wijzen. Niet zelden doet men een beroep op het Bestuur der Coöperatieve Centrale Boes renleenbank, om genoegen te nemen met een daad of een toestand, welke krachtens de Statuten niet geoor* loofd is. Men verliest daarbij uit het oog, dat genoemd Bestuur volslagen onmachtig is, om aan dat beroep in den ge* wenschten zin gehoor te geven. Er zijn weliswaar bij uitzondering gevallen, waar* in de tegenstrijdigheid ontstaan is door een gebrek in den vorm, hetwelk de oorspronkelijke, volkomen wettige bedoeling niet tot haar recht laat komen. Het spreekt vanzelf, dat in die gevallen algeheele medewerking mag worden verwacht voor maatregelen, die het gebrek in den vorm kunnen aanvullen en, door aan de oorspronke* lijke bedoeling uitdrukking te geven, de tegenstrijdig* heid met de Statuten wegnemen. Maar ontheffing verleenen van hetgeen de Statuten en het Huishoudelijk Reglement voorschrijven, dat kan ook het Bestuur der Centrale Bank niet.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Maandelijkse Mededelingen' (CCB) | 1921 | | pagina 14